Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [63]verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft [God] gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn [gods]lastering gehoord. 63. Dit plachten de Joden te doen als zij een uiterste droefheid of mishagen over zekere zaak wilden betonen als godslastering, enz. Zie 2 Kon.19:1.